Hij & ik

Catch

De eerste keer dat een jongen me aan zijn ouders voorstelde, was ik dertien. Wat ik me daar nog van herinner, is dat zijn vader brandweerman was en zijn moeder me steeds per ongeluk bij de naam van zijn ex-vriendinnetje noemde. Het tegenbezoek verliep niet veel beter: m’n ouders hebben het nog steeds wel eens over mijn skatervriendje als die ‘ene jongen met die broek waar hij drie keer in paste’. Ik weet nog als de dag van gister hoe hard ik wenste dat hij weer wegging toen hij na een hoop ongemakkelijke uitspraken ook nog eens soep over z’n sneakers knoeide.

Of het nou lag aan het feit dat m’n vader die arme jongen aan een waar kruisverhoor onderwierp, of aan het gezicht van mama, die alleen maar vol ergernis naar zijn ongestrikte veters zat te staren, weet ik niet. Één ding stond vast: ik nam nooit meer iemand naar huis.

Tot op de dag van vandaag heb ik dit redelijk volgehouden. Waar de gemiddelde pubervader zich constant bezighoudt met het afschrikken van de vriendjes van zijn dochter, maakt mijn vader zich al jaren zorgen of ik überhaupt ooit nog iemand aan hem voor zal stellen. Dat heeft hij uiteraard nooit uitgesproken, maar toen hij vorig jaar met Kerst ‘per ongeluk’ de tafel dekte voor een extra persoon, wist ik natuurlijk wel genoeg.

Ik heb m’n ouders eigenlijk nooit echt up to date gehouden wat betreft mijn liefdesleven. Waarom zou je ze immers telkens blij maken met een dooie mus? Meestal stopten mijn avontuurtjes na een date of drie, vier. Of ik vond weer zo’n exemplaar dat om de meest uiteenlopende redenen niet toe was aan een relatie, laat staan om m’n ouders te ontmoeten. En hoe leg je aan je ouders, die al sinds hun vijftiende bij elkaar zijn, uit dat je het tegenwoordig ook gewoon een paar maandjes heel leuk kan hebben met iemand?

Het feit dat de hele familie met smart zit te wachten tot ik – dan eindelijk – een vriendje heb, maakt het er niet makkelijker op. De lat ligt hoog. Maar gelukkig is hij dus meer dan welkom en is de keuze aan mij. Hij is immers degene waar ík ’s ochtends naast wakker wordt, mijn chips mee deel en ieder onbewaakt momentje aan denk. Dus dat zijn richtingsgevoel nog slechter is ontwikkeld dan het mijne geeft helemaal niks.

(…)

Die laatste zin was niet zo sterk, maar ik heb verder nog even geen nadelen aan hem ontdekt. Geef me zeven jaar, dan schijnt er iets te gaan jeuken.