He-le-maal zen

Het heeft lang geduurd voordat ik de moed bij elkaar geraapt had om mijn zomer te beschrijven, want sommige dingen kun je nou eenmaal beter niet op papier zetten, maar moet je meemaken. Mijn zomer was dan ook een typisch gevalletje van: “Je had erbij moeten zijn”.

Na m’n afstuderen was het tijd voor feest, feest en nog eens feest. De paar dagen die ik had voordat ik vertrok naar Indonesië waren gevuld met etentjes (inclusief een avond ‘onbeperkt’ tapas die achteraf helemáál niet onbeperkt bleken te zijn…), stappen en een heerlijk tuinfeest met familie en vrienden. Daarna was ik er klaar voor: met een kwart van de spullen die ik de afgelopen maanden bij elkaar had geshopt onder het mom van “Dat is handig voor Bali” begon mijn backpackavontuur.

De meest voorkomende reacties op mijn Indonesische plannen waren ‘ga je alléén?!’ en ‘durf je dat wel?!’, uiteraard gecombineerd met bijpassende verbaasde blik. Vanaf het moment dat ik in het vliegtuig zat tot vandaag de dag heb ik me echter geen moment ergens druk om gemaakt. M’n taxichauffeur die niet op kwam dagen bij aankomst op het vliegveld, de lekke scooterband in the middle of nowhere, de boot die bijna kapseisde en de ontelbare keren dat ik verdwaalde, leidden eerder tot nieuwe avonturen dan tot stresssituaties.

Om een lang verhaal kort te maken: het was geweldig. Van het surfen tot de indrukwekkende Yoga Indra, van de Nasi Goreng tot de verse fruitsapjes en van de blauwste bountyeilanden tot pareltjes van watervallen en groene rijstvelden. Ik nam alles gedetailleerd in me op, tenzij ik weer eens zigzaggend door het chaotische verkeer raasde en ogen tekort kwam om, naast nasibars op scooters, vrachtwagens volgeladen met dode varkens en voltallige families (inclusief baby) op brommers, ook de natuur te bewonderen.

Je raadt het al: het was even schakelen toen ik weer in het strak georganiseerde Nederland kwam. Tanken doe je hier niet door een wodkafles vol benzine in je tank te legen en je vervoermiddel te schudden zodat er nét een beetje meer bij kan. Hier sluit je, nadat je een uur lang 65 hebt gereden waar je 80 mag terwijl je verveeld naar de dubbele doorgetrokken streep zat te staren, keurig aan in de rij voor de Euro 95. En waar ik op Bali nog wel eens een schappelijk prijsje kon regelen voor m’n ‘shotje’ wodka, zit onderhandelen over de hoge brandstofprijzen er hier helaas niet bij.

Toch vind ik het, als georganiseerde tante, na een tijd in het buitenland altijd wel weer prettig om in ons ‘regeltjes-land’ te zijn. Er wordt weinig aan het toeval overgelaten, wat betekent dat je niet zoveel hoeft na te denken over dingen die de aandacht niet waard zijn. Zo betaalde ik op Bali eens 4 euro voor een simpele balpen die de verkoper voor m’n neus uit zijn eigen pennenbakje haalde, simpelweg omdat ik meer gefocust was op het onderhandelingsproces dan op de feitelijke waarde. Mijn punt? Nederland is zo gek nog niet, en thuiskomen is altijd fijn.

Oneens? Accepteer gewoon wat je niet veranderen kan, maar verander dat wat je kunt accepteren. Zen-gevoel gegarandeerd; hoef je echt geen 12.000 kilometer voor te vliegen.