Kamperen (deel 3)

_MG_4778
De eerste nacht dat we op de camping sliepen, zat er een mug in onze tent. Daar kwam ik de volgende ochtend om half zeven (en zes muggenbulten later) pas achter. Toen ik naast me keek, besefte ik me algauw dat het slechter kon: het luchtbed van Ine was zo plat als een dubbeltje. Terwijl het zoontje van de buren een keel opzette, besefte ik het pas echt: de kampeervakantie was begonnen.

We hadden eigenlijk best wel talent voor kamperen. De auto inpakken, naar Italië rijden, de tent opzetten; het verliep allemaal verbazingwekkend soepeltjes. Tot we er bij aankomst achter kwamen dat we, ondanks advies van de ervaren kampeerders thuis, een speciaal elektriciteitssnoer nodig hadden op de camping. Een kwartier later zat ik dus op mijn campingstoeltje, gewapend met zakmes, ducktape en allerlei losse onderdelen, mijn eigen snoer in elkaar te knutselen. Waar ik thuis nog geen spijker in de muur kan slaan, kwam ik nu een heel eind. De mannen van de receptie fixten na een vleiend “You are our Superman” en een betoverende glimlach van mijn blonde vriendinnetje het laatste stuk.

Na een paar dagen op de camping concludeerden we dat iedereen eens in een klein tentje zou moeten gaan kamperen. De rust, de natuur om je heen en het gebrek aan het comfort van thuis doen iets met je. In mijn ogen sloegen de overige campinggasten de plank dan ook volledig mis. De gemiddelde kampeerplaats was volgebouwd met camper formaatje vrachtwagen of met een caravan plus extra tenten voor de hond, fietsen, en zelfs één om tv in te kijken (geen grappen). We kregen dan ook veel meelijwekkende blikken van onze buren, die niet begrepen dat wij de gemakken van thuis juist even wilden missen.

Door het fijne, simpele leven van dag tot dag hebben we een heerlijke vakantie gehad. De tent stond goed beschut in een prachtig bos wat direct aan het strand lag, en het was ook nog eens bikiniweer. We bezochten prachtige plaatsen als Florence, Lucca en Siena, speelden ontelbaar veel potjes pesten en ik won zelfs (voor het eerst sinds groep drie) van Ine met Monopoly. Alles mocht, niets moest. De enige regel was dat we elke dag een ijsje moesten eten.

We genoten van de ultieme kampeerbeleving, Ine en ik. Toen we zelfs een volwaardige maaltijd hadden gekookt op één enkel pitje, zonder een braad- of wokpan, vonden we dat we onze kampeerdiploma’s wel verdiend hadden. Later bleek echter dat de echte test nog moest komen…

Op de dag van vertrek werden we om zes uur ’s ochtends wakker van getik op het tentdoek. Regen. We besloten snel de losse spullen in de auto te gooien en de tent pas af te breken als het écht zou gaan regenen. Het was immers véél te vroeg om al in touw te zijn. Tien minuten later, toen we net weer in onze slaapzakken waren gekropen, barstte de hel los. In allerijl braken we, in onze pyjama’s in de stromende regen, de tent af. Terwijl de rest van de camping nog sliep, doorstonden wij de ultieme test: bij het inpakken van de spullen raakte de autosleutel zoek. Trillend van de kou wachtten we in onze drijfnatte pyjama’s in het toiletgebouw tot het zachter ging regenen en we konden gaan zoeken.

Vijf uur nadat we wakker waren geschrokken, reden we uiteindelijk het campingterrein af. De zon was weer gaan schijnen en hoewel autosleutelgate nog een beetje gevoelig lag, had onze vriendschap het drama van die ochtend overleefd. ’s Avonds vonden we na vier volgeboekte hotels een kamer in een Duits dorpje. Eindelijk weer in een echt bed slapen! Toen het ’s ochtends licht werd, ontdekten we dat we in een kuuroord voor bejaarden waren beland: bij het ontbijt bleken we zo’n 50 jaar jonger dan de rest van de gasten in het hotel.

Naast de onvergetelijke kampeerervaring hebben we dus ook nog een beetje kunnen ruiken aan een bejaardenvakantie. En aangezien we dit samen overleefd hebben, gaat onze vriendschap die fase ongetwijfeld halen.