Hoe kom ik op een Waddeneiland? (deel 2)

Na een heleboel voorpret was het dan eindelijk zover: vriendinnetje Ine en ondergetekende vertrokken voor een paar dagen naar het Waddeneiland der Waddeneilanden: Terschelling. Hoewel we eerst niet eens wisten hoe we er moesten komen, waren we er uiteindelijk in een half uur in geslaagd om twee plekjes op de boot te reserveren, een kamer in het mooiste hotel van het eiland te boeken en onze ouders zover te krijgen dat ze ons bij de juiste haven afzetten (voor het geval dat).

Aangezien een bezoek aan een Waddeneiland minder doet voor je imago dan een vijfsterrenhotel in hartje Cannes, besloten we onze schaarse tijd vol te plannen met grootse avonturen. Zo beklommen we bergen (nou ja, duinen), sloegen we aan de lopende band hole in ones (op de midgetgolfbaan) en besloten we mee te gaan met een paardrijdtocht. Jawel; een gevorderdentocht.

Lieve Ine had al een jaartje of zeven geen paard van dichtbij gezien en besloot daarom ‘op safe’ te gaan (voor zover dat natuurlijk kan met een paard, want ja, “Het blijven dieren,” zoals mijn vader vroeger altijd zei – en ik nog steeds). Na enig overleg volgde de kennismaking tussen Ine en Mientje, aldus het braafste paard van stal. Wie A zegt, moet ook B zeggen dus even later begaven we ons stapvoets richting het Terschellingse strand.

Ruim een uur later vonden we het nog steeds leuk. Voor zover het rijden op een paard wat zich gedraagt als een slome kameel leuk is. We genoten van het ochtendzonnetje, de zee en het prachtige witte strand. Terwijl we eigenlijk nog steeds wakker moesten worden (acht uur ’s ochtends de wekker zetten was natuurlijk geen doen na de wijn van de avond ervoor), was het alweer tijd voor een sprintje.

En toen ging het mis.

Hoewel Mientje het braafste paard was dat het voorrecht had om op Terschelling te wonen, was ze een beetje uit haar goede doen die dag. Mientje was dan wel het braafste, maar niet het snelste paard van stal. Daarom bleek het niet zo handig te zijn dat ze het niet leuk vond om ingehaald te worden. Het feit dat dit, ondanks een aantal creatieve zigzagpogingen van het dier, tóch gebeurde, ging er even niet in bij Ines steun en toeverlaat van die dag. Toen ik geroep achter me hoorde en me omdraaide in mijn zadel, kon ik maar één ding hopen: “Als het maar niet…”

Mientje kwam, Ine-loos, als een op hol geslagen paard (maar goed, dat was ze natuurlijk eigenlijk ook), op me af stormen. Een paar minuten nadat ik me bedacht dat we nu óók nog konden vertellen dat we ‘op het strand gelegen’ hadden tijdens onze vakantie, zat stoere Ine weer in het zadel. Terwijl we vaststelden dat Mientje nu toch wel behoorlijke imagoschade had opgelopen, ging bij Ine het lichtje uit. Wie ze was, wist ze nog, maar wat we aan het doen waren, waar we ons bevonden en hoe we er gekomen waren bleek één groot raadsel.

Enkele minuten later kwam haar geheugen stukje bij beetje terug: we waren op een Waddeneiland. Welk? “Geen idee.” Maar dat deed er ook eigenlijk niet toe bedacht ik me, voor onze algemene ontwikkeling was heel TV TAS immers geldig. “Weet je nog hoe je op een Waddeneiland komt?”

“Met de bóót. DUHHHH!”