Momenteel is het wat je noemt, zomervakantie. Heel Nederland bindt de trekhut achter de auto, reserveert een luxe 5 sterrenresort in Verweggistan of boekt een last minute die achteraf toch niet voor niks een last minute was.
Of nouja, niet héél Nederland. Ik behoor tot de groep mensen die thuis blijven. Ik vorm deze groep samen met de carrièretijgers, mensen met zonneallergie, hoogbejaarden, computernerds die niet zonder hun flight simulator kunnen en last but not least: de paupers.
Ik voel me er totaal niet op m’n plaats.
Verbitterd als ik ben, verzin ik steeds meer redenen waarom het thuis veel fijner is: je wordt niet wakker van de kinderen van de buren (jammer dat mijn buren thuis elke ochtend om 7 uur beginnen met het timmeren aan hun nieuwe zwembad), je brandt je tentje niet uit ’s morgens vroeg (mijn wekker gaat al voordat er, verschillende tijdzones inbegrepen, ergens ter wereld iemand z’n tent te warm vindt) en je moet verplicht allemaal uitjes maken omdat iedereen je bij thuiskomst vraagt wat je allemaal gedaan hebt (ik doe een moord voor een dagje strand, dierentuin of pretpark momenteel).
Het ging mis bij het besluit om zo vér mogelijk van het pittoreske Wezep vandaan af te studeren (op Nederlands grondgebied dan). Met een opdracht in Hoofddorp is dit redelijk gelukt, hoewel dit dus betekent dat ik woonruimte moet vinden, hiervoor moet sparen en ook noemenswaardig: moet hospiteren.
Diep van binnen koester ik nog steeds de hoop op een paar heerlijke dagen weg, om nog even te genieten van het leven als rijke student voordat ik officieel tot de groep ‘altijd-in-geldnood-zittende-studenten’ behoor. Maar eerst nog even sparen.